Vervolgingen bahá’í-gemeenschap

24-1-2024: Iraanse opinieleiders roepen op tot het beëindigen van de “historische schande” van de bahá’í-vervolging


DEN HAAG, 24 januari 2024 – Een groep van meer dan 150 Iraanse mensenrechtenactivisten, sociale en politieke activisten hebben een krachtige publieke verklaring ondertekend (in het Perzisch met Engelse vertaling) waarin ze de “nieuwe golf van arrestaties tegen bahá’ís en hun beroving van fundamentele mensen- en burgerrechten” veroordelen.

Net als talloze anderen in de geest van de Our Story Is One-campagne, heeft de groep hun landgenoten aangespoord om “hun stem te verheffen” in solidariteit met de bahá’í-gemeenschap in Iran.

Een groep van meer dan 150 vooraanstaande Iraniërs heeft een krachtige publieke verklaring ondertekend waarin ze de “nieuwe golf van arrestaties tegen bahá’ís en hun beroving van fundamentele mensen- en burgerrechten” veroordelen.
“De bahá’ís in Iran hebben al meer dan 150 jaar te maken met systematische ideologische, politieke, educatieve en economische druk”, aldus de verklaring, eraan toevoegend dat de onderdrukking “bredere dimensies en een onmenselijker intensiteit” kreeg na de Islamitische Revolutie van 1979. Prominente mensenrechtenactivisten, academici, advocaten, kunstenaars en voormalige ambtenaren behoren tot de ondertekenaars.

Dit is de laatste in een reeks van verklaringen die in de afgelopen jaren zijn uitgegeven door prominente Iraniërs ter ondersteuning van de rechten van de bahá’í-gemeenschap in dat land. Bahá’ís zijn de grootste niet-islamitische religieuze minderheid in Iran en worden al 44 jaar vervolgd door de Islamitische Republiek. In december vorig jaar waarschuwde de Baha’i International Community (BIC) dat de Iraanse regering “intensievere en brutale nieuwe tactieken” gebruikte om de gemeenschap te vervolgen.

Een opmerkelijk aspect van de nieuwe verklaring is dat deze ondertekend is door vooraanstaande denkers uit een breed spectrum van perspectieven en politieke meningen in de Iraanse samenleving – die allemaal in ondubbelzinnige bewoordingen de vervolging van bahá’ís veroordelen.

“Geen enkele burger zou gestraft mogen worden enkel omwille van zijn geloof,” zegt de verklaring. “Geen enkele burger of minderheid in de samenleving zou veroordeeld, gediscrimineerd, sociaal achtergesteld en systematisch onderdrukt mogen worden vanwege religieuze vooroordelen, dogma’s of politieke waanideeën.”

De publieke verklaring werd gepubliceerd halverwege de campagne Our Story Is One van de BIC die een jaar lang duurt; die in juni 2023 van start ging om 40 jaar na de executie van 10 bahá’í-vrouwen in Shiraz te herdenken en om de historische inspanningen van gewone Iraniërs voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen te eren.

“Our Story Is One roept Iraniërs op voorbij de verhalen van ‘anders-zijn’ en verdeeldheid die door de Iraanse regering zijn gecreëerd te kijken, en om in plaats daarvan alle individuen en groepen te zien als menselijke wezens wiens verhalen, levens en welzijn met elkaar verbonden zijn,” zegt Simin Fahandej, de vertegenwoordiger van de BIC bij de Verenigde Naties in Genève. “Deze verklaring, van meer dan 150 Iraanse opinieleiders, is een bevestiging van dezelfde boodschap. Ondanks jaren van haatpropaganda, hebben Iraniërs het vermogen en de bereidheid om de verschillen die hen hebben verdeeld – geloof, etniciteit, andere achtergronden – te overstijgen en in plaats daarvan elk deel van hun samenleving te zien als integraal onderdeel van een diverse maar enkele familie.”

“Door deze krachtige verklaring te ondertekenen, hebben deze activisten weer een stap voorwaarts gezet en hun mede-Iraniërs aangemoedigd om waarde te hechten aan gedeelde principes, een gemeenschappelijke visie en te werken aan een welvarende toekomst,” voegt mevrouw Fahandej eraan toe.

De verklaring hekelt ook 44 jaar van “algehele beroving van bahá’ís van hun burgerrechten”, inclusief het recht op onderwijs en verstoring van werkgelegenheid en bestaansmiddelen, evenals de inbeslagname van huizen en boerderijen die eigendom zijn van bahá’ís en de ontheiliging van de stoffelijke resten van overleden bahá’ís. De Iraanse rechterlijke macht heeft de bahá’ís onderworpen aan “ongerechtvaardigde arrestaties met zware gerechtelijke vonnissen op basis van fictieve en valse zaken”, aldus de groep.

“Vooroordelen en wrede en onmenselijke behandeling van anderhalve eeuw, niet alleen door sommige religieuze instellingen en radicale geestelijken en medeplichtigen of medeplichtige regeringen, maar soms ook door een belangrijk deel van de bevolking… als gevolg van oneerlijke oordelen en verkeerd, onderdrukkend en vernederend gedrag,” heeft “een zware last gelegd op het collectieve culturele, religieuze en politieke geweten van ons land,” zegt de verklaring.

“Deze historische schande moet worden gecompenseerd in actie en worden beëindigd,” voegt de verklaring eraan toe.

De Iraanse samenleving heeft jarenlang geworsteld om “de ‘demonisering’ [van bahá’ís] te overwinnen … gebaseerd op onwetendheid en dogma’s” en om “de culturele en politieke sfeer van de burgermaatschappij met betrekking tot bahá’í-landgenoten te veranderen, zodat deze humaan wordt en gebaseerd op mensenrechten,” aldus de verklaring.

En hoewel de ondertekenaars zeiden dat er “nog een lange weg te gaan is” om deze doelen te bereiken, verklaren ze dat het “gemeenschappelijke verlangen” naar mensenrechten dat door alle Iraniërs wordt gedeeld een “fundamentele en nationale stap voorwaarts” is.

De “gelovigen van alle religies, niet-gelovigen en bezitters van verschillende intellectuele en politieke ideologieën kunnen met elkaar en met gelijke rechten samenwerken voor de algehele ontwikkeling van Iran en de realisatie van vrijheid, rechtvaardigheid en democratie en de uitbanning van alle vormen van discriminatie in de samenleving,” verklaren ze.

“De Bahá’í International Community is deze Iraanse leiders van gedachten, en inderdaad vele honderdduizenden anderen, enorm dankbaar voor hun moed, voor hun inzet voor gerechtigheid, en voor het opkomen voor de rechten van Iraanse bahá’ís in de afgelopen jaren en in deze verklaring,” zegt mevrouw Fahandej. “Voorbij zijn de dagen dat de diverse families van Iraanse burgers uit elkaar gedreven konden worden. De verklaring die door deze vooraanstaande Iraniërs is ondertekend, is een symbool van eenheid, een eenheid in verscheidenheid. Dit is een waarde die Iran kan dragen naar een toekomst zonder onrecht en pijn. Elke dag die voorbijgaat lijkt nieuwe voorbeelden te bieden waarom, onder bahá’ís en alle anderen in Iran, ons verhaal één is.”

Bron: https://www.bic.org/news/iranian-thought-leaders-call-end-historical-shame-bahai-persecution

29-8-2021: Baanbrekende steun voor Iraanse bahá’ís: campagne #StopHatePropaganda bereikt 88 miljoen mensen

Credit: Baha’i World News Service

Den Haag, 29 augustus 2021 – Een campagne waarin de Iraanse regering wordt opgeroepen een einde te maken aan 40 jaar door de regering ondersteunde haatzaaiende uitlatingen tegen de bahá’ís, heeft via sociale media meer dan 88 miljoen mensen bereikt en ging de hele wereld over. Bahá’í International Community (BIC) telde meer dan 42.000 berichten op Twitter, Instagram en andere platforms, hetgeen een ongekende golf van steun betekent.

Een wereldwijde coalitie van regeringsfunctionarissen, leiders in het publieke debat, maatschappelijke organisaties, activisten, beroemdheden, religieuze leiders en influencers, onder wie prominente Iraniërs en vele anderen, toonden tijdens de recente #StopHatePropaganda een ongeëvenaarde steun voor de lang vervolgde bahá’í-gemeenschap in Iran.

‘We waren ontroerd toen we zagen dat deze campagne baanbrekende steun bereikte’, zei Bani Dugal, hoofdvertegenwoordiger van BIC bij de Verenigde Naties. ‘De internationale gemeenschap erkent al lang dat de bahá’ís in Iran een onschuldige gemeenschap vormen die door de Iraanse regering tot zondebok wordt gemaakt en voor haar eigen doeleinden wordt vervolgd. Vandaag heeft de wereld zich verzet tegen dit onrecht’.
Meer lezen: https://www.bahai.nl/nieuwsbericht/baanbrekende-steun-voor-iraanse-bahais-campagne-stophatepropaganda-bereikt-88-miljoen-mensen/#more-7984

 

28-8-2021: Iraanse regering neemt bahá’í-eigendommen in beslag: BIC roept op tot internationale steun

DEN HAAG, 28 augustus 2021 – De bahá’ís in Iran ondergaan een nieuwe golf van economische wurging nu de Iraanse autoriteiten overgaan tot confiscatie van eigendommen van zes bahá’ís in de provincie Semnan. Inbeslagname van eigendommen blijft een tactiek die de overheid de afgelopen vier decennia gebruikt tegen de vanwege hun geloofsovertuiging vervolgde bahá’ís in Iran.

De BIC heeft in formele brieven haar bezorgdheid geuit bij de speciale rapporteurs van de Verenigde Naties aangaande een gerechtelijke aankondiging voor het in beslag nemen van eigendommen van bahá’ís.
De Bahá’í International Community (BIC) heeft met betrekking tot deze ontwikkeling haar bezorgdheid uitgesproken in formele brieven die zijn ingediend bij de speciale rapporteurs van de Verenigde Naties. De BIC roept de VN en andere internationale organen op om er bij de Iraanse regering op aan te dringen dat bahá’ís niet van hun eigendommen worden beroofd door de staat.
Eerder deze maand verscheen een gerechtelijke aankondiging op de website van de Iraanse rechterlijke macht waarin de eigenaren van onroerend goed werden geïnformeerd over de op handen zijnde inbeslagnames. Het bericht kwam nadat in november 2020 een reeks invallen was gedaan op eigendommen van bahá’ís in heel Iran, uitgevoerd door veiligheidstroepen. Een groot aantal eigendomsbewijzen werd in beslag genomen. Deze eigendomsbewijzen staan nu op de lijst voor confiscatie. Vorig jaar werd ook grond dat eigendom was van bahá’ís in het dorp Ivel, in de provincie Mazandaran, geconfisqueerd door de autoriteiten.
De ‘aanklacht’ die door de rechtbank wordt genoemd als reden voor de inbeslagnames is dat de eigendommen toebehoren aan bahá’í-instellingen. Deze instellingen werden echter in 1979 verboden door de Islamitische Republiek en formeel ontbonden in 1983. Bovendien werden alle eigendommen van de toenmalige instituten geconfisqueerd na de Islamitische Revolutie; als gevolg daarvan behoren momenteel geen eigendommen toe aan bahá’í-instellingen in Iran.
De eigendommen die toebehoren aan de bahá’ís in Semnan – als deze inbeslagnames doorgaan – zullen worden overgedragen aan de semi-overheidsinstelling ‘Execution of Imam Khomeini’s Order’ (EIKO), die wordt gecontroleerd door de Opperste Leider van Iran. Artikel 49 van de Iraanse grondwet – dat misbruikt wordt om de confiscaties te rechtvaardigen – vereist dat de regering de legitimiteit van dergelijke inbeslagnames onder de islamitische wet aantoont. Door dit op de bahá’ís toe te passen wordt het religieus gemotiveerde doel achter de toe-eigening van de eigendommen duidelijk aangetoond; het is een duidelijk geval van economische verstikking en in strijd met internationale wetgeving inzake non-discriminatie.
De BIC roept de VN en de internationale gemeenschap nu dringend op tot actie, zodat deze stappen naar onterecht toegeëigende persoonlijke eigendommen een halt kunnen worden toegeroepen. De confiscaties van vorig jaar in Ivel vonden plaats onder dezelfde discriminerende interpretatie van artikel 49. De wet wordt ook gebruikt om de inbeslagname te rechtvaardigen van landbouwgronden die al meer dan een eeuw toebehoorden aan bahá’í-families in het dorp Roshankooh.
Semnan is eerder door de autoriteiten gebruikt als een ‘laboratorium’ om systematische vervolgingscampagnes tegen de bahá’ís in Iran uit te voeren. Aanvallen op bahá’ís in Semnan zijn opmerkelijk vanwege hun buitengewone hevigheid, door de mobilisatie en samenwerking van officiële en niet-officiële elementen, waaronder politie, rechtbanken, lokale autoriteiten en de geestelijkheid, en door vervolging variërend van haatzaaiende uitlatingen tot economische wurging, arrestaties en fysieke aanvallen. De BIC ziet dit nu als een patroon dat in lijn is met een door de staat geleide campagne van economische vervolging van bahá’ís, en dat zich in heel Iran ontvouwt.
Bron: https://www.bic.org/news/iranian-government-seize-bahai-properties-bic-calls-international-support

 

8-7-2021: Een machinerie van haat: toenemende propaganda wekt bezorgdheid voor bahá’ís

DEN HAAG, 8 juli 2021 – De Bahá’í International Community (BIC) roept op om de Iraanse regering verantwoordelijk te houden voor haar haatzaaiende uitlatingen tegen de bahá’ís in Iran. In de afgelopen maanden heeft de vier decennia lange, door de staat gesponsorde campagne van haatzaaiende uitlatingen en propaganda nieuwe niveaus bereikt, zowel in verfijning als in omvang. Dit heeft geleid tot nieuwe zorgen over de rechten van de bahá’ís in Iran, aangezien de geschiedenis leert dat flagrante mensenrechtenschendingen vaak plaatsvinden in een klimaat van haat en desinformatie.

Een collage van veelgebruikte afbeeldingen die het Bahá’í-geloof presenteren als ‘satanisch’ of ‘afwijkend’,
of bahá’ís als agenten of spionnen voor Israël en westerse landen.

De BIC heeft de afgelopen decennia anti-bahá’í-propaganda in Iran gevolgd en is de afgelopen maanden getuige geweest van een intensivering van de machinerie van haatdragende propaganda gericht tegen de bahá’ís. De zich ontvouwende strategie om de bahá’í-gemeenschap te demoniseren wordt weerspiegeld in een groeiend en gecoördineerd netwerk van honderden websites, Instagram-accounts, Telegram-kanalen en Clubhouse-kamers, zoals bijvoorbeeld: “Bahá’ís zijn onrein en vijanden van uw religie”, “Omgaan met bahá’ís is verboden”, “Het is verboden om goederen te kopen in een bahá’í-winkel”, en “De moderne ‘mensenrechten’ is een grote leugen”, en vele andere. Deze platforms hebben honderdduizenden stukjes desinformatie geproduceerd die miljoenen Iraniërs hebben bereikt. Een BIC-publicatie, “Inciting Hatred”, biedt een meer gedetailleerde analyse van deze 40-jarige mediacampagne tegen de bahá’ís.

Naast de websites en sociale-mediakanalen worden ook video’s, gedrukte krantenartikelen en andere geschreven media, boeken, seminars, tentoonstellingen, graffiti en fatwa’s van zowel officiële accounts als door de overheid gesponsorde, maar die beweren onafhankelijk te zijn.

“De geschiedenis staat bol van de slachtoffers van flagrante misdaden die zijn uitgelokt door haatzaaiende uitlatingen”, zegt Diane Ala’i, vertegenwoordiger van de BIC bij de Verenigde Naties in Genève. “We zijn bezorgd dat de toenemende verspreiding van desinformatie gericht op de bahá’ís een teken kan zijn van een ernstige toename van de vervolging tegen hen.”

Het verspreiden van leugens is sinds de Islamitische Revolutie van 1979 een centraal wapen geweest in de aanval van de Iraanse regering op de bahá’ís. Het doel is om de bahá’ís te demoniseren en te proberen publieke haat tegen de gemeenschap op te wekken, en zo misdaden tegen hen te rechtvaardigen, een veelvoorkomende tactiek die door onderdrukkende regimes door de geschiedenis heen is gebruikt.

De Iraanse regering erkent bahá’ís niet als een religieuze minderheid en als zodanig hebben bahá’ís niet het recht om juridische middelen te gebruiken om deze uitingen tegen te houden, noch mogen zij reageren en hun eigen zaak voorleggen aan hun mede-Iraniërs.

António Guterres, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, zegt in zijn actieplan voor de bestrijding van haatzaaien van 2019 dat “haatdragende taal een bedreiging vormt voor democratische waarden, sociale stabiliteit en vrede. Uit principe moeten de Verenigde Naties haatzaaiende uitlatingen bij elke gelegenheid het hoofd bieden. Stilte kan duiden op onverschilligheid voor onverdraagzaamheid en onverdraagzaamheid, zelfs als een situatie escaleert en de kwetsbaren het slachtoffer worden.”

Het aanzetten tot haat is verboden op grond van internationale verdragen die Iran zelf heeft geratificeerd, zoals het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

“Iran heeft consequent zijn internationale verplichtingen genegeerd en het wordt tijd dat het ter verantwoording wordt geroepen voor het aanzetten tot haat en het ongestraft begaan van talloze mensenrechtenschendingen tegen de bahá’ís,” zegt Bani Dugal, de belangrijkste vertegenwoordiger van de Bahá’í International Community bij de Verenigde Naties. “Haatmisdrijven beginnen altijd met woorden. Laten we niet toestaan dat de geschiedenis zich herhaalt.”

 

6-5-2021: Iran intensiveert onderdrukking van de bahá’ís

Den Haag, 6 mei 2021 – Bahá’í International Community is bezorgd over het feit dat een recente intensivering van de vervolging van de bahá’ís in Iran gaande lijkt te zijn. Dit duidt op de uitvoering van een groter plan dat is opgezet door de Iraanse regering om de vervolging van de bahá’í-gemeenschap, de grootste niet-moslim religieuze minderheid in het land, toe te laten nemen.

Systematische onderdrukking van de bahá’ís in Iran neemt toe

 

Door heel Iran worden momenteel huizen van bahá’ís binnengevallen en worden bahá’ís zonder gegronde redenen gearresteerd. Tot dusver zijn autoriteiten in Baharestan, Isfahan en Shiraz huizen van tientallen bahá’ís binnengevallen, met als resultaat de detentie van meer dan twintig bahá’ís en nog meer bahá’ís die op elk moment naar de gevangenis kunnen worden opgeroepen. Deze invallen en arrestaties zijn de laatste in een lange reeks van recente vervolgingsincidenten, waaronder de inbeslagname van eigendommen van bahá’ís in het dorp Ivel in de provincie Mazandaran, en een vertrouwelijke richtlijn van de Commissie voor Etniciteiten, Sekten en Religies in de stad Sari in de provincie Mazandaran om bahá’ís te controleren en te onderdrukken. Ook was er kort geleden het verbod voor de bahá’ís van Teheran om hun geliefden te begraven op plekken die hun eerder waren toegewezen op de Khavaran-begraafplaats in Teheran. Dergelijke incidenten zijn niets minder dan een uitgebreide overheidscampagne met als doel de systematische uitroeiing van de bahá’í-gemeenschap als levensvatbare entiteit.
Golven van moedige binnenlandse en internationale steun voor de bahá’ís in Iran hebben geleid tot een wereldwijde verontwaardiging in solidariteit met de meest elementaire mensenrechten van Iraanse burgers. Als gevolg hiervan werd een onderdeel van de campagne van de regering teruggedraaid, aangezien de bahá’ís van Teheran nu vijf van hun doden hebben kunnen begraven op de Khavaran-begraafplaats in Teheran, waardoor de situatie nu weer terug is bij de eerdere regeling die voor de gemeenschap was getroffen.
‘De recente gebeurtenissen hebben bewezen dat eenheid en solidariteit centraal staan bij het bereiken van mensenrechten voor alle Iraniërs’, zei Diane Ala’i, vertegenwoordiger van Bahá’í International Community bij de Verenigde Naties in Genève. ‘Deze steun en solidariteit is nu essentieel om te reageren op de intensivering van de vervolging van de bahá’ís in Iran die momenteel gaande is’.

Achtergrondinformatie:
• De bahá’ís zijn de grootste niet-islamitische religieuze minderheid van Iran en zij worden al 42 jaar systematisch vervolgd, zo melden de Verenigde Naties en andere instanties uitvoerig. Meer dan 200 bahá’ís werden geëxecuteerd na de islamitische revolutie van 1979 en sinds de jaren tachtig wordt hen hoger onderwijs en levensonderhoud geweigerd, zijn ze belasterd in de media en zijn zelfs hun begraafplaatsen geschonden.

• De vervolging van de bahá’ís in Iran wordt uitgebreid gedocumenteerd op de website Archives of Persecution of the Bahá’ís in Iran.

• Eind april 2021 verboden de Iraanse autoriteiten de bahá’ís van Teheran om hun dierbaren te begraven in een ruimte die eerder aan hen was toegewezen op de Khavaran-begraafplaats in Teheran, waardoor de gemeenschap de mogelijkheid had om ofwel de nauwe stukjes tussen de bestaande graven te gebruiken om hun geliefden te begraven of om een massale begraafplaats te gebruiken waarvan de autoriteiten beweerden dat deze onlangs was geruimd. Op het moment van schrijven is de situatie voor de bahá’ís in Teheran nu teruggebracht naar de vorige regeling.

Bron: https://www.bic.org/news/irans-oppression-bahais-unfolding-greater-intensity

 

23-4-2021: Iraanse autoriteiten verbieden bahá’ís een waardige begrafenis

DEN HAAG, 23 april 2021 – In een voortzetting van de jarenlange vervolging van de bahá’í-gemeenschap vanaf hun geboorte tot na hun dood hebben de Iraanse autoriteiten nu de bahá’ís van Teheran verboden hun dierbaren te begraven in een ruimte die voorheen aan hen was toegewezen op de begraafplaats Khavaran. De vernietiging en ontheiliging van bahá’í-begraafplaatsen in Iran vormen onderdeel van het regeringsbeleid van vervolging van de bahá’ís.

De Khavaran-begraafplaats in zuidoost Teheran

Na de Islamitische Revolutie van 1979 is de Iraanse regering begonnen de bahá’í-begraafplaatsen in Teheran en de rest van het land te ontheiligen en in sommige gevallen te vernietigen.
In 1981 werd de centrale bahá’í-begraafplaats in Teheran in beslag genomen en werden meer dan 15.000 graven gesloopt. Later werd een perceel land op deze begraafplaats toegewezen aan de bahá’ís in een gedeelte van de begraafplaats dat in de volksmond bekend staat als ‘plaats van de verdoemden’. De regering weigerde echter dit perceel aan de bahá’ís te verkopen en heeft sindsdien de prijs van elk graf aanzienlijk verhoogd.
Het aan de bahá’ís toegewezen terrein op de begraafplaats zou voldoende moeten zijn voor tientallen jaren. Agenten van het beveiligingsbureau van de Behesht-e Zahra-organisatie, die Khavaran beheert, hebben de gemeenschap echter verboden deze percelen in gebruik te nemen. De veiligheidsfunctionaris heeft naar verluidt bedreigingen geuit tegen bahá’ís die probeerden het toegewezen land te gebruiken.
De bahá’ís worden nu gedwongen te kiezen tussen onmogelijke opties. Eén daarvan is om de nauwe ruimtes tussen bestaande graven te gebruiken om hun dierbaren te begraven, terwijl een andere optie is om een massabegraafplaats te gebruiken waarvan de autoriteiten beweren deze onlangs te hebben geleegd. Deze plek staat bekend als de begraafplaats van duizenden politieke gevangenen die zijn omgekomen in de eerste jaren van de islamitische revolutie, evenals die van ten minste 50 bahá’ís als onderdeel van de campagne van de regering om systematisch Iraanse bahá’ís te vervolgen vanwege hun religieuze overtuigingen.
‘Individuele personen verbieden om hun geliefden op een passende manier te begraven als ze al verdriet hebben, is meer dan onmenselijk’, zei Diane Ala’i, vertegenwoordiger van Bahá’í International Community bij de Verenigde Naties in Genève. ‘De bahá’ís respecteren de rustplaatsen van allen en gezien het feit dat de bahá’í-gemeenschap gedurende vele decennia te maken heeft gehad met de ontheiliging van haar eigen begraafplaatsen, willen ze niet dat iemand dezelfde pijn ervaart door hun doden te begraven op plekken waar tot voor kort anderen begraven lagen.’
‘Een waardige begrafenis volgens iemands eigen religieuze wetten behoort tot de meest fundamentele mensenrechten’, voegde Diane Ala’i eraan toe. ‘De Iraanse autoriteiten moeten dit respecteren en dienen te stoppen met het de bahá’ís verhinderen om dit recht uit te oefenen’.

 

15-3-2021: De bahá’ís maken zich zeer ongerust over de situatie van hun medegelovigen in Iran en organiseren een gebeds-actie

Amersfoort, 15 maart 2021. De Bahá’ís van Amersfoort en omgeving maken zich zeer ongerust over de situatie van hun medegelovigen in Iran. Afgelopen zondag is een online gebeds-actie gestart om voor hen te bidden.

Gebedsactie tot 20 maart 2021

Gebeden en steun voor de Iraanse noodlijdende vrienden in Iran, in de noordelijke provincie Mazandaran. Er is een vreselijke situatie ontstaan in meerdere dorpen en steden. Hun middelen van bestaan en hun huisraad/ bezittingen zijn verbrand en hun agrarische landgoederen worden systematisch onteigend door de autoriteiten. Kinderen en studenten worden uitgesloten van de scholen en hoger onderwijs.

Religieuze minderheid

De Bahá’í International Community BIC vreest voor meer onderdrukkingen van bahá’ís door het hele land om de baha’is uit te sluiten van elk aspect van het openbare leven en is geschokt door de inhoud van officiële Iraanse regelgeving die lokale autoriteiten in de stad Sari, in de noordelijke provincie Mazandaran, instrueert om ‘strikte controles’ uit te voeren op de bahá’ís in de stad door ‘toezicht te houden op hun activiteiten en maatregelen te introduceren om ‘bahá’í-studenten te identificeren’ teneinde ‘hen tot de islam te brengen”. De brief is zojuist onthuld door de ‘League for the Defence of Human Rights’ (LDDHI) en de ‘International Federation for Human Rights’ (FIDH).

Diane Ala’i, de vertegenwoordiger van BIC bij de Verenigde Naties in Genève, stelt: ‘Deze onthulling doet opvallend denken aan voorbeelden uit de geschiedenis waarin regeringen minderheden hebben bestookt met draconische maatregelen in afwachting van nog verdergaande sinistere acties. Met dit document is het duidelijk dat de regering nu maatregelen implementeert die een bedreiging vormen voor het fundamentele recht van bahá’ís om hun godsdienst uit te oefenen’.

24-2-2020: Elektrocuties, afranselingen en massale arrestaties: de door Iran geïnspireerde campagne van de Houthis tegen de Jemenitische bahá’ís

DEN HAAG, 24 februari 2020 — Vierentwintig leden van de bahá’í-gemeenschap in Jemen moeten morgen in een Houthi-rechtszaal in Sanaa verschijnen voor de laatste sessie van een religieus gemotiveerd schijnproces, waarvan Bahá’í International Community (BIC) gelooft dat dit op zijn minst gedeeltelijk een gevolg is van richtlijnen van Iraanse autoriteiten.

Dhr. Akram Ayyash (links) en dhr. Waleed Ayyash zitten sinds 2017 gevangen.

Eén van de Jemenitische bahá’ís die berecht zullen worden – die ook eerder al is gearresteerd en anoniem wil blijven – vertelde aan BIC dat de Houthi-autoriteiten proberen de bahá’í-gemeenschap in het land systematisch uit te roeien. “Het is niet alleen gericht op een paar mensen”, voegde hij eraan toe. De Houthis willen ook dat andere bahá’ís zich “bang voelen”. De Jemeniet gaf verder aan dat een dergelijke vervolging niet alleen de gearresteerden of de gevangenen schaadt, maar ook hun families en tientallen andere mensen.

De Jemenitische bahá’í voegde eraan toe dat zijn Houthi-ondervragers hadden bevestigd dat zijn arrestatie te wijten was aan zijn religieuze overtuigingen – en omdat de bahá’ís vrede bevorderen in oorlogstijd. Hij en andere gevangen bahá’ís werden ook lastiggevallen door extremistische personen in de gevangenis die hen “ongelovigen” noemden en hun met de dood bedreigden.

Het proces tegen de 24 leden van de bahá’í-gemeenschap morgen volgt op jaren van willekeurige en gewelddadige detentie van de zes bahá’ís door de Houthi-autoriteiten.

De heer Waleed Ayyash – één van de vijf bahá’ís die in 2017 werden gearresteerd – werd gemarteld tijdens zijn eenzame opsluiting van zeven maanden in het National Security Bureau. Hij werd ook fysiek gedwongen om met inkt zijn vingerafdruk te zetten onder zijn naam op een schriftelijke verklaring. Mr. Ayyash heeft erop aangedrongen dat deze verklaring onjuist is.

Vier van de andere gevangen bahá’ís – dhr. Kayvan Ghaderi, dhr. Wael al-Arieghie, dhr. Badiullah Sana’i en dhr. Akram Ayyash – hebben hun advocaten niet mogen zien, ze zijn mishandeld en hun is toegang tot medische zorg ontzegd.

“De bahá’ís die in Sanaa worden vastgehouden zijn onschuldig en de fysieke en mentale martelingen die ze hebben ondergaan zijn gemaakt om hen te dwingen misdaden die ze niet hebben begaan te bekennen”, zegt Bani Dugal, hoofdvertegenwoordiger van de BIC. “Bovendien moeten de Houthis stoppen met de financiële afpersing van de Jemenitische bahá’ís door inbeslagname en pogingen om de eigendommen van alle verdachten af te pakken, als gevolg van het proces.”

De eerste Jemenitische bahá’í die na de revolutie van 2011 werd gearresteerd was de heer Hamed bin Haydara. Hij werd in 2013 gearresteerd, geslagen en geëlektrocuteerd, gedwongen om documenten te ondertekenen terwijl hij geblinddoekt was, ervan beschuldigd een “vernietiger van de Islam en religie” en een spion voor Israël te zijn. De zaak van de heer Haydara duurde meerdere jaren en op 2 januari 2018 werd hij veroordeeld tot openbare executie vanwege zijn religieuze overtuigingen. Er is beroep ingesteld tegen dit vonnis en dit is in behandeling. Sinds zijn arrestatie zijn er achttien hoorzittingen geweest in de beroepsfase. De eerstvolgende hoorzitting van de heer Haydara is gepland op 31 maart a.s.

Dhr. Hamed bin Haydara werd in 2011 gearresteerd en kreeg de doodstraf opgelegd in 2018.

“Als de Houthis zich volledig willen inzetten voor het proces dat de vrede die zo hard nodig is voor de Jemenitische bevolking dichterbij zal brengen, moeten ze de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging respecteren,” zegt Diane Ala’i, vertegenwoordiger van de BIC in Genève.

De Bahá’í International Community roept de Houthi-autoriteiten op om de rechten van de zes bahá’í-gevangenen te respecteren en hun toegang te verlenen tot hun advocaten. Voorts roept BIC op tot hun onmiddellijke vrijlating en om de vervolging van de leden van dit geloof in Jemen te staken.

Bron: https://www.bic.org/news/electrocutions-beatings-and-mass-arrests-houthis-iran-inspired-campaign-against-yemeni-bahais

 

20-9-2018: Ongefundeerde aanklachten in Jemen bevestigen toenemende vervolging van bahá´ís

DEN HAAG, 20 september 2018, (BWNS) – De door Iran gesteunde Houthi-autoriteiten in Sana´a, Jemen hebben tijdens een hoorzitting in de rechtbank afgelopen zaterdag twintig bahá’ís het doelwit gemaakt van een reeks ongegronde aanklachten. Deze actie komt op een moment dat de leider van de Houthi’s de bevolking heeft opgeroepen tot geweld tegen bahá’ís en andere religieuze minderheden. Deze absurde beschuldigingen – waaronder spionage en afvalligheid – zijn vooral gericht tegen personen die bestuurlijke rollen vervullen in de bahá’í-gemeenschap, maar strekken zich uit tot andere Jemenitische bahá’ís, onder wie een tienermeisje. De hoorzitting begon met alleen de rechter, de openbaar aanklager en andere aanwezige rechters; noch de bahá’ís die werden aangeklaagd, noch hun advocaten waren op de hoogte gebracht van de zitting. De volgende hoorzitting is gepland voor 29 september in Sana’a. De rechter heeft degenen die nu afwezig waren opgeroepen voor de eerstvolgende rechtszitting.

De door Iran gesteunde Houthi-autoriteiten in Sana´a, Jemen hebben afgelopen zaterdag twintig bahá’ís het doelwit gemaakt van een reeks ongegronde aanklachten (Foto door yeowatzup, verkregen via Wikimedia Commons).
‘Deze aanklachten zijn buitengewoon alarmerend en luiden een onverbiddelijke verhoging van de druk in op een moment dat de bahá’í-gemeenschap al wordt bedreigd en de algemene humanitaire crisis in het land urgente aandacht vereist’, zei Bani Dugal, hoofdvertegenwoordiger van de Internationale Bahá’í-gemeenschap bij de Verenigde Naties. ‘We hebben alle reden om ons zorgen te maken over de veiligheid van de bahá’í-gemeenschap in Jemen. We dringen er bij de internationale gemeenschap op aan om een beroep te doen op de autoriteiten in Sana’a om deze absurde, valse en ongegronde beschuldigingen tegen deze onschuldige individuen onmiddellijk te laten vallen, die kwaadwillig zijn aangeklaagd, eenvoudigweg omdat ze hun geloof hebben uitgeoefend’.
De religieus gemotiveerde beschuldigingen door de Houthi-autoriteiten in Sana’a, de hoofdstad van Jemen, die tijdens de rechtszaak van afgelopen zaterdag zijn geuit, passen in een systematische poging om Jemenitische bahá’ís te onderdrukken, onder meer door haattoespraken, arrestaties, gevangenneming en een doodvonnis. ‘De manier waarop de Houthi’s zich richten op de bahá’í-gemeenschap in Jemen doet op een akelige manier denken aan de vervolging van de bahá’ís in Iran in de jaren tachtig, toen de leiders van de bahá’í-gemeenschap werden opgepakt en gedood’, voegde mevrouw Dugal toe.
In een televisietoespraak in maart belasterde en hekelde Abdel-Malek al-Houthi, de leider van de Houthi’s, het Bahá’í-geloof. Hij zette het Jemenitische volk aan tot geweld en drong er bij hen op aan hun land te verdedigen tegen de bahá’ís en leden van andere religieuze minderheden. Binnen enkele dagen na zijn toespraak herhaalden verschillende Jemenitische nieuwssites deze aanvallen en een prominente Houthi-schrijver en strateeg schreef als commentaar op sociale media dat ‘we elke bahá’í zullen afslachten’. Soortgelijke gevoelens werden uitsproken door religieuze autoriteiten in Sana’a, met inbegrip van de Moefti van Jemen, Shams al-Din Muhammad Sharaf al-Din, die in Iran werd opgeleid en die vorig jaar door de Houthi’s werd benoemd.
Op dit moment worden zes bahá’ís gevangen gehouden vanwege hun geloof. Onder hen is Hamed bin Haydara, die vastzit sinds 2013, en in januari werd veroordeeld tot openbare executie vanwege zijn geloof na een langdurig en onrechtvaardig proces. Abdu Ismail Hassan Rajeh, dezelfde rechter die de bespottelijke zaak tegen de heer Haydara voorzat, houdt toezicht op de berechting van de recent aangeklaagde bahá’ís.

Voor meer informatie, bezoek de website van : Bahá’í International Community

Bron: https://news.bahai.org/story/1285/

 

8-1-2018: Doodstraf voor bahá’í in Jemen, vervolging escaleert

Den Haag, 8 januari 2018 – Op 2 januari 2018 vaardigde een gespecialiseerd strafhof in Sana’a, Jemen een vonnis uit zonder weerga in de vervolging van de bahá’ís in Jemen. De rechter veroordeelde de heer Hamed bin Haydara tot de doodstraf vanwege zijn religieuze overtuigingen, en riep op tot de ontbinding van alle bahá’í-raden, waardoor andere bahá’í-gevangenen en de bahá’í-gemeenschap als geheel direct in gevaar zijn.
Na een langslepende rechtszaak en een wrede, vier jaar durende gevangenschap, werd de laatste rechtszitting gehouden waar verweerder, de heer Haydara, niet bij aanwezig mocht zijn. Tijdens de hoorzitting riep de plaatselijke rechter, de heer Abdu Ismail Hassan Rajeh, op tot de executie van de heer Haydara en de inbeslagname van al zijn bezittingen, onder het voorwendsel dat de heer Haydara contact had gehad met het Universele Huis van Gerechtigheid, het hoogste bestuursorgaan van de bahá’ís, dat zich in Israël bevindt. Het vonnis vereist dat de uitvoering, waarvan de datum onbekend is, in het openbaar zal worden uitgevoerd. Het vonnis vraagt ook om ontbinding van de bahá’í-raden, wat sterk doet denken aan de vervolging van de bahá’ís in Iran in de jaren tachtig. De advocaat van de heer Haydara tekende onmiddellijk hoger beroep aan tegen de rechterlijke uitspraak.
Bani Dugal, hoofdvertegenwoordiger van de Bahá’í International Community bij de Verenigde Naties, verklaarde: “Deze laatste onderdrukkende maatregel jegens de heer Haydara en de bahá’ís van Jemen als geheel is ongekend en zeer alarmerend, temeer omdat men duidelijk de sporen kan zien van de vervolging van de bahá’ís door de Iraanse regering. Wij roepen de Houthi-autoriteiten op om gerechtigheid hoog te houden en deze onrechtvaardige uitspraak te niet te doen en de heer Haydara en alle andere bahá’í-gevangenen onmiddellijk vrij te laten. We roepen de internationale gemeenschap op om zich tegen dit vonnis uit te spreken en verdere gruweldaden te voorkomen die plaatsvinden tegen de overige bahá’í-gevangenen en de duizenden andere Jemenitische bahá’ís.”
De heer Haydara werd willekeurig gearresteerd op zijn werkplek op 3 december 2013 en werd vastgehouden in Sana’a, Jemen waar hij gedurende enkele maanden herhaaldelijk werd gemarteld, gedwongen werd om papieren te ondertekenen terwijl hij geblinddoekt was en geen bezoekers mocht ontvangen, waaronder zijn vrouw en dochters. Na zijn arrestatie werd er ook een inval gedaan in zijn huis en werden zijn papieren en computer in beslag genomen door de Nationale Veiligheidsdienst.
Zijn eerste rechtszitting vond plaats op 18 januari 2015, ruim een jaar nadat hij was gearresteerd, waar hij niet bij aanwezig mocht zijn. Bovendien werden pas op dat moment formele, ongegronde en onzinnige aanklachten tegen hem ingebracht. Sindsdien zijn meer dan de helft van de bijna veertig rechtszittingen afgelast onder verschillende voorwendselen, waaronder ziekte of onverklaarde afwezigheid van de rechter. Gedurende zijn vier jaar durende gevangenisstraf is de heer Haydara herhaaldelijk de behandeling ontzegd van medische aandoeningen, die zich als gevolg van de martelingen die hij onderging hebben ontwikkeld. Het is vermeldenswaard dat tijdens deze rechtszaak geen enkel steekhoudend bewijsmateriaal werd gepresenteerd, een feit dat meerdere malen werd vermeld door de rechter zelf in de laatste rechtszittingen aan de aanklager. Deze vaststelling van gebrek aan bewijs werd op een merkwaardige en onverwachte manier gevolgd door het summiere vonnis op 2 januari 2018 om de heer Haydara de doodstraf op te leggen.
Flagrante schendingen van fundamentele mensenrechten van de bahá’ís van Jemen zijn gedocumenteerd door de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, de Speciale Rapporteur voor Vrijheid van Godsdienst of Overtuiging, de VN Mensenrechtenraad en internationale organisaties zoals Amnesty International (inzake de arrestatiegolf in april 2017, en zij roepen op tot vrijlating van de heer Haydara).
Bron: https://www.bic.org/news/yemeni-bahai-receives-death-sentence-persecution-escalates

 

26-10-2017: Aanval op bahá’ís in Jemen tijdens viering tweehonderdste geboortedag Bahá’u’lláh

Den Haag, 26 oktober 2017 – Jemenitische veiligheidstroepen zijn deze week een bahá’í -bijeenkomst in Sana’a binnengevallen en hebben het vuur geopend op de kleine groep mensen die er bijeen waren gekomen om de tweehonderdste geboortedag van Bahá’u’lláh te vieren.

Akram Ayyash (l) en Walid Ayyash (r)

Akram Ayyash (links) en Walid Ayyash (rechts)

De aanval vond plaats in het huis van het prominente stamhoofd Walid Ayyash, die in april ontvoerd werd en van wie de verblijfplaats tot op heden onbekend is. De aanvallers zaten naar verluidt in vier auto’s en een gepantserd voertuig, dat ze gebruikten om de voordeur van het huis open te breken. Zij arresteerden de broer van de heer Ayyash, Akram Ayyash.
‘Er is nu een ondubbelzinnige consensus over de rol van Iran in de vervolging van de bahá’ís in Jemen, met name in Sana’a, dat momenteel onder de controle van door Iran gesteunde milities staat’, aldus Bani Dugal, hoofdvertegenwoordiger van Bahá’í International Community bij de Verenigde Naties.
De vervolging van bahá’ís nam in hevigheid toe in augustus 2016, toen Houthi-milities 65 bahá’ís ontvoerden, onder wie zes kinderen. In april van dit jaar is er nog een arrestatiebevel van meer dan 25 bahá’ís uitgegaan, onder wie veel prominente leden van de bahá’í-gemeenschap die helpen bij het organiseren van gemeenschapszaken op nationaal niveau. Acht bahá’ís zitten momenteel in hechtenis en het is onduidelijk waar een aantal van hen wordt vastgehouden.
De arrestaties van bahá’ís in Jemen hebben internationaal reacties van afkeuring opgeleverd en in september van dit jaar geleid tot een VN-resolutie die door Egypte namens de Arabische Groep was ingediend en aangenomen door de VN-Mensenrechtenraad. Daarin werd opgeroepen tot de onmiddellijke vrijlating van alle bahá’í-gevangenen.

Eerder dit jaar heeft de speciale VN-rapporteur voor vrijheid van godsdienst en overtuiging Ahmed Shaheed gezegd dat het patroon van vervolging van de bahá’ís in Jemen een exacte afspiegeling is van het patroon van vervolging in Iran.
De bahá’í-gemeenschap is recentelijk, in de periode waarin de tweehonderdste geboortedag van Bahá’u’lláh werd gevierd, ook doelwit geweest in Iran. Tussen 18 en 21 oktober werden ongeveer 19 personen gearresteerd in Kermanshah, Teheran en Birjand en werden invallen gedaan in de huizen van 25 bahá’ís. 27 winkels, eigendom van bahá’ís, werden in het hele land door de autoriteiten gesloten, omdat de eigenaars de Heilige Dag op 21 oktober vierden. Deze sluitingen vonden plaats in Shiraz, Marvdasht, Gorgan en Gonbad.
‘Het samenvallen van deze acties, met ontelbare voorbeelden van vreugdevolle en verheffende feestdagen die door de bahá’í-gemeenschappen over de gehele wereld zijn georganiseerd, zou niet opvallender kunnen zijn. Dit contrast legt de meedogenloze doelgerichtheid van bepaalde autoriteiten in Iran bloot om in de vervolging van de bahá’ís te volharden en hun fundamentele mensenrechten te schenden, zowel binnen Iran als buiten haar grenzen’, zei mevrouw Dugal.
Bron: http://news.bahai.org/story/1215/

 

17-03-2017: Europarlementariërs en Kamerleden roepen Iran op een eind te maken aan ‘economische apartheid’ jegens bahá’ís

Den Haag, 17 maart 2017 – Tweeëndertig Europarlementariërs en Kamerleden hebben Iran opgeroepen een einde te maken aan de ‘economische apartheid’ die de bahá’ís in Iran al geruime tijd treft. Dertien leden van het Europees Parlement en negentien parlementsleden van zeven nationale parlementen hebben een verklaring ondertekend, waarin zij de Iraanse autoriteiten oproepen om onmiddellijk de obstakels te verwijderen die het voor bahá’ís onmogelijk maken om in hun levensonderhoud te voorzien en bij te dragen aan de vooruitgang van hun land.

Federica Mogherini
Federica Mogherini ontving een verklaring van Europarlementariërs over ‘economische apartheid’ in Iran

De verklaring, die gisteren werd doorgestuurd naar Hare Excellentie Federica Mogherini, de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, begint met de opmerking dat Iran eind vorig jaar 132 bedrijven van bahá’ís heeft gesloten.
Dergelijke sluitingen zijn een van de ‘vele tactieken’, die zijn bedoeld om de bahá’í-gemeenschap te ondermijnen als een ‘levensvatbare entiteit’, aldus de verklaring.

‘Andere maatregelen van de doelbewuste en door de overheid geleide economische apartheid tegen de bahá’ís zijn onder meer het categorisch weigeren om bahá’ís toegang te geven tot overheidsbanen, het uitstellen of voorkomen dat bahá’ís vergunningen verwerven voor eigen bedrijven, het onder druk zetten van bedrijven om bahá’í-werknemers te ontslaan, banken te dwingen rekeningen van bahá’í-cliënten te blokkeren en bahá’ís de toegang weigeren tot formeel universitair onderwijs’, aldus de verklaring.

Bij het overbrengen van de verklaring aan mevrouw Mogherini, zei Rachel Bayani, vertegenwoordiger van Bahá’í International Community in Brussel, in een begeleidende brief: “Wij vertrouwen erop dat de Europese Unie, die zich bezig houdt met een inhoudelijk gesprek over mensenrechten in Iran, de bijna veertig jaar lange, systematische onderdrukking van de bahá’í-gemeenschap in dat land in acht zal nemen en in de dialoog met Iran een plan voor concrete maatregelen op zal nemen om belemmeringen geleidelijk te verwijderen, zodat de Iraanse bahá’í-gemeenschap op dezelfde wijze als zijn medeburgers bij kan dragen aan de vooruitgang van hun land.”

Naast de 13 leden van het Europees Parlement, ondertekenden nationale parlementsleden uit Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Zweden, Nederland en het Verenigd Koninkrijk de verklaring.

De volledige verklaring en de lijst van ondertekenaars is hier te lezen.

De begeleidende brief van mevrouw Bayani aan mevrouw Mogherini is hier te lezen.

Bron: https://www.bic.org/news/thirty-two-european-parliamentarians-call-end-economic-apartheid-against-bahais-iran#fHqA683QW91QBcSy.97

 

12-01-2017: Bahá’í in Iran vermoord onder verdachte omstandigheden

Den Haag, 12 januari 2017 – De Bahá’í International Community (BIC) heeft vernomen dat een Bahá’í in Iran vermoord is onder verdachte omstandigheden.

Een rapport dat ontvangen is op 9 januari gaf aan dat Ahmad Fanaian dood werd aangetroffen met ernstige brandwonden op zijn lichaam. De heer Fanaian was een oudere en gerespecteerde man uit de provincie Semnan.

Deze moord komt in een periode van voortdurende en systematische onderdrukking van de bahá’ís in de provincie Semnan dat het brandpunt is van uitgebreide anti-bahá’í activiteiten. In 2012 heeft de Bahá’í International Community een speciaal rapport gepubliceerd waarin talrijke daden van geweld en discriminatie tegen bahá’ís in Semnan gedetailleerd beschreven zijn.

Verdere details worden in de komende dagen verwacht.

Bron: http://news.bahai.org/story/1147

 

17-11-2016: Falen mensenrechtenbeleid in Iran veroordeeld door wereldgemeenschap

Den Haag, 17 november 2016 – De Verenigde Naties hebben deze week ernstige zorgen geuit over de ‘strenge beperkingen’ op het recht op vrijheid van godsdienst of overtuiging in Iran en in het bijzonder over de voortdurende vervolging van de Iraanse bahá’ís.
De berisping – de 29e uiting van afkeuring sinds 1985 – stond in een jaarlijkse resolutie over de mensenrechten in Iran, die werd goedgekeurd door de Derde Commissie van de Algemene Vergadering met 83 stemmen voor, 35 tegen en 63 onthoudingen.

De stemming volgde op een in september uitgebracht rapport door VN secretaris-generaal Ban Ki-moon, waarin hij zei dat de bahá’ís ‘de zwaarst vervolgde religieuze minderheid’ in Iran zijn. Voorts werd een nieuw rapport over de vervolging van de bahá’ís in Iran vrijgegeven door Bahá’í International Community op 25 oktober jl.

In de resolutie van deze week werd ook bezorgdheid geuit over Irans ‘alarmerend hoog’ gebruik van de doodstraf, de ‘wijdverspreide en systematische toepassing van willekeurige detentie’ en de vervolging van politieke tegenstanders, mensenrechtenverdedigers, journalisten en activisten die opkomen voor de rechten van vrouwen en minderheden.

In de resolutie wordt Iran opgeroepen om volledig samen te werken met de speciale rapporteur inzake mensenrechten in Iran, van wie de herhaalde verzoeken voor een bezoek aan Iran zijn geweigerd. Ahmed Shaheed, die tot 31 oktober de speciale rapporteur inzake mensenrechten was, bracht in september een rapport uit waarin werd vastgesteld dat er een intense anti-bahá’í propagandacampagne wordt gevoerd door de overheid, dat er nog steeds bahá’ís gevangen worden gehouden en dat zij economisch worden gediscrimineerd.
De resolutie werd ingebracht door Canada en had 41 mede-ondertekenaars.
Bron: http://news.bahai.org/story/1138

 

27-10-2016: Bahá’í vermoord in Iran – slachtoffer van religieuze haat

Den Haag, 27 oktober 2016 – Als gevolg van een afschuwelijke daad van geweld is een Iraanse bahá’í gedood door twee mannen, die toegaven dat ze hem vanwege zijn religieuze overtuiging met een mes hadden aangevallen. Farhang Amiri, 63 jaar oud, werd buiten zijn huis op 26 september 2016 vermoord in de Iraanse stad Yazd, waar hij en zijn familie al tijden woonden.

 

02-08-2016: Economische verstikking van de bahá’ís in Iran

Den Haag, 2 augustus 2016 – Bahá’ís in Iran vertellen, samen met vrienden, in een korte film over de onderdrukking die zij elke dag vanwege hun geloof moeten doorstaan in hun land. Sinds de Islamitische Revolutie in 1979 worden de aanhangers van het Bahá’í-geloof, Iraans grootste niet-islamitische religieuze minderheid, actief vervolgd door hun eigen regering en hun burger- en mensenrechten worden ontkend.

Het resultaat is de vernietiging of inbeslagneming van bahá’í religieuze, historische en culturele plaatsen, bahá’í-begraafplaatsen, ziekenhuizen en klinieken, evenals de uitbanning van bahá’í docenten, professoren en studenten van academische instellingen – allemaal met het doel om de bahá’í-gemeenschap economisch te verstikken en om uiteindelijk het geloof te elimineren.

De Iraanse bahá’ís en hun vrienden hebben dit filmpje gemaakt om hun stem te laten horen en dit verhaal aan de wereld kenbaar te maken.

Link naar de film in het Engels: http://iranpresswatch.org/post/15351/

 

03-12-2015: Ouders van jong kind in Iraanse gevangenis vanwege hun pleidooi voor hoger onderwijs

Den Haag, 3 december 2015 – Als onderdeel van een buitensporige poging om bahá’í-jongeren de toegang tot hoger onderwijs te blokkeren, hebben de Iraanse autoriteiten de moeder gevangen gezet en dreigen zij eveneens de vader op te sluiten, waardoor hun zesjarig zoontje van hun zorg zou worden beroofd.

 

azita

                                                                                                                                                          Azita Rafizadeh, haar man Payman Koushk-Baghi en hun zoon Bashir.

Op 25 oktober j.l. werd Azita Rafizadeh opgeroepen om zich te melden voor het uitzitten van een gevangenisstraf van vier jaar, die was opgelegd vanwege een door haar begane ‘misdaad’: de ondersteuning van een informeel initiatief om bahá’í-jongeren, aan wie hoger onderwijs wordt ontzegd, een gelegenheid te bieden om te studeren. Haar man, Payman Koushk-Baghi, die eveneens ten onrechte werd veroordeeld op basis van een soortgelijke aanklacht, wacht momenteel nog op een oproep om zich te melden voor zijn gevangenisstraf.

Azita Rafizadeh en Payman Koushk-Baghi, die uit de stad Karaj komen, behoorden tot een groep van zestien bahá’ís die in mei 2011 werden gearresteerd. Iraanse autoriteiten vielen toen meer dan dertig huizen binnen en waren op zoek naar personen die de activiteiten van BIHE (Bahá’í Institute for Higher Education) steunden. BIHE is een informele en vrijwillige poging om hoger onderwijs te bieden aan bahá’í-jongeren die door toedoen van de Iraanse autoriteiten geen toegang krijgen tot hoger onderwijs.

In februari 2013 werden Azita Rafizadeh en Payman Koushk-Baghi ondervraagd en kregen zij te horen dat, als ze zouden stoppen met hun activiteiten met betrekking tot BIHE, de aanklacht tegen hen zou worden ingetrokken. Zij weigerden dit aanbod.

De opstelling van het echtpaar wordt ondersteund door internationaal geldende mensenrechten, omdat het weigeren van toegang voor studenten tot hoger onderwijs als een misdaad wordt beschouwd. Het voorzien in een methode om hoger onderwijs te volgen is geen misdaad.
In mei 2014 moesten beiden voor de rechtbank verschijnen: Payman Koushk-Baghi kreeg vijf jaar gevangenisstraf, Azita Rafizadeh vier jaar.
Bron: https://www.bic.org/news/imprisonment-both-parents-child-their-promotion-higher-education#TwuOjSBjQJhSXQiM.97